Aanvoer organische stof is belangrijk voor bodemvoedselweb

Hoe is weerbaarheid van de bodem van de Brabantse zandgronden te verbeteren? Zodanig dat het organisch stofgehalte toeneemt, de aaltjesdruk lager wordt en de gevoeligheid voor droogtestress afneemt. In de periode van 2018 tot 2022 is onderzocht wat het effect is van de organische reststromen compost en insectensubstraat op de organische stof en de nematodendruk, op drie percelen in het oosten van Noord-Brabant.

 

Zandgronden in Noord-Brabant hebben weinig organisch stof (OS). Dat is een probleem voor de landbouw. Het zorgt er namelijk voor dat de bodem minder water- en nutriënten vasthoudt, gevoeliger is voor droogtestress en aaltjesschade. In dit geval schade door het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans waardoor opbrengst en kwaliteit van peen achterblijft.

Bodemvoedselweb onderhouden
Uitkomst van het onderzoek is dat er geen opbouw van organische stof in vier jaar tijd is. De aangevoerde organische stof is kennelijk afgebroken en heeft hiermee mogelijk gediend als voeding voor bodemschimmels en -bacteriën. Het zijn organismen die aan de basis staan van het bodemvoedselweb. Een gezond bodemvoedselweb zou planten zo kunnen beschermen dat ze minder schade ondervinden van aaltjes. 
 

Het bodemvoedselweb is het ecosysteem in de bodem met allerlei organismen, zoals regenwormen, springstaarten, schimmels en bacteriën. De bodem kan gezien worden als een complex levend systeem, waar het 'eten en gegeten' worden is. Vandaar de naam 'bodemvoedselweb'.
 

Advies te nemen maatregelen
Om het effect van organische reststromen op het OS en de nematodendruk aan te kunnen tonen, wordt het volgende aangeraden:

  • meerdere maatregelen treffen die bijdragen aan de opbouw van het OS en bodemweerbaarheid, zoals niet-kerende grondbewerking, het telen van groenbemesters en slimme gewasrotaties;
  • jaarlijks voldoende effectieve organische stof (EOS) aanvoeren;
  • bodemonderzoek over een periode van meer dan 10 jaar doen.

Compost en insectensubstraat
HAS green academy heeft in opdracht van provincie Noord-Brabant samen met Agrifood Capital (AgroProeftuin de Peel) en partners het onderzoek naar verbetering van bodemkwaliteit uitgevoerd. Het lectoraat ‘Levende Bodem Werkt!’ had een leidende rol binnen het project.
Studenten van verschillende studiejaren onderzochten het effect van compost, insectensubstraat en een mix van beide op het organisch stofgehalte en de aaltjesdruk op zandgrond. Het onderzoek past binnen de uitdagingen in Noord-Brabant op het gebied van verdroging, maar ook binnen problemen die ontstaan door een te hoge aaltjesdruk.
Tot eind 2022 werd de bodemkwaliteit op de proeflocaties gemonitord. Afgelopen voorjaar werd de grote hoeveelheid data die in de loop der jaren bij elkaar verzameld is door drie afstuderende Toegepaste Biologie studenten geanalyseerd.

Integrale aanpak kan organisch stofgehalte verhogen
Compost bevat een hoog gehalte ‘effectief organisch stof’. Dit is de toegevoegde organisch stof die na één jaar nog steeds in de bodem aanwezig is. Vanwege dit hoge gehalte effectief organisch stof werd verwacht dat de toevoeging van compost gedurende de jaren zou leiden tot opbouw van organisch stof in de bodem. De studenten ontdekten echter dat geen van de behandelingen effect had op het organisch stofgehalte, hoewel er volgens de berekeningen wel voldoende organisch stof werd toegevoegd om het te laten slagen.
De studenten pleiten daarom voor een meer integrale aanpak voor het verhogen van het organisch stofgehalte. Juist de combinatie van maatregelen zoals verminderde grondbewerking, gebruik van groenbemesters en het achterlaten van gewasresten zou ertoe moeten leiden dat het organisch stofgehalte van de grond in stand kan worden gehouden of, indien mogelijk, kan worden verhoogd.

Bodemvoedselweb creëren met insectensubstraat
In het project werd ook insectensubstraat, al dan niet in een mix met compost, aan de bodem toegevoegd om het bodemleven te voeden om zodoende een divers bodemvoedselweb te creëren. Een divers bodemvoedselweb zou kunnen leiden tot een weerbaardere bodem en daarmee schade aan de bospeen door onder andere het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans verminderen.
In de eerste 4 jaar van het onderzoek werd geen effect van de verschillende soorten bemesting op het aaltje vastgesteld. Het was dan ook verrassend dat er in het laatste jaar wel een significante vermindering van het aantal aaltjes werd waargenomen in de proefveldjes met compost of insectensubstraat.
Bijzonder genoeg had dit geen invloed op de gemeten schade aan de penen, klaarblijkelijk werd deze schade veroorzaakt door een ander aaltje die niet werd beïnvloed door de verschillende bemestingsstrategieën. Op dit perceel zullen daarom maatregelen als groenbemesters en gewasrotatie mogelijk effectiever zijn.

 

Studenten leren van samenwerken 

Het was een leerzaam project voor de vele generaties aan studenten die aan het project hebben meegewerkt. Niet alleen op inhoudelijk vlak, maar ook aan de organisatorische kant.

 

Uitdagingen
De HAS-studenten hebben gedurende de jaren met veel partners geschakeld zodat de werkzaamheden voor het onderzoek goed werden uitgevoerd. Dat was best een uitdaging gezien de weersomstandigheden en de beschikbaarheid van de loonwerker die bepalend waren voor de werkzaamheden op het land. Deze waren lastig te plannen, terwijl de studenten al wel afspraken moesten maken met de leveranciers van compost en het insectensubstraat.

Data analyseren
De afstudeerders Janneke Benschop, Jarno Winkel en Liz van Duuren gingen begin 2023 met de uitdagende opdracht aan de slag om de data te analyseren en daar de juiste conclusies uit te trekken. Ook zij hebben veel geleerd van de samenwerking met de partners. Meermaals moesten ze hun keuzes tegenover de partners verdedigen en toelichten hoe ze tot conclusies waren gekomen.

Trots
“De opdracht van deze studenten was uitdagend, maar onze studenten hebben de partners mee kunnen nemen in hun keuzes en adviezen, daar zijn we trots op”, aldus hun begeleiders Cécile van den Elzen-Sünnen en Lyanne de Haan.